donderdag 14 juli 2011

EXPERIMENTEEL DICHTER


Ben R. Klein (1929) experimenteel. Verbleef in Frankrijk. Propageerde sedert 1959 een reine poHesie. Lanceerde in 1966 de action-poetry.

Recent
In 'Hotel Flanders' werden vier gedichten van hem opgenomen.
De eigenhandse schipbreuk ('Uit een ijstijd geschreven', 1961)
De wetten van Jim III ('Sachem en rokkenjager', 1987)
Als indiaan als rokkenjager ('Sachem en rokkenjager', 1987)
Sigaarrokend industrieel ('Sachem en rokkenjager', 1987)

Op onregelmatige basis verspreidt hij zijn 'brieftijdschrift' 'Ha' waarin humor, engagement en schoppen tegen het 'establishment' de hoofdingrediënten zijn.
Publiceerde in april 2011 beeldgedichten. Wil poHesie vernieuwen.




Kort na de tweede wereldoorlog verblijft Ben R. Klein enkele malen in Parijs. Hij heeft daar contacten met de dichter Antonin Artaud en enkele lettristen. In 1954 debuteert Klein met de experimentele bundel 'Vonken en Spatten'. Vier jaar later volgen de 'Dalai Lama' en een serie merkwaardige theoretische geschriften; deze teksten samen met de réussites 'Uit een IJstijd geschreven' en 'Combinaat mijn Foto' oefenen een beslissende invloed uit op de evolutie van de avant-garde poHesie in Vlaanderen. Ben is bevriend met de plastische kunstenaars Jef Jozef Peeters (geometrisch abstract), Jef Verheyen (later monochroom abstract), Van Anderlecht (abstract expressionisme), Vic Gentils (reliëfs gebrand hout) en de Italiaan Roberto Crippa (wervelende calligrafieën). Na 1960 tumultueus: discussies, vechtpartijen en schandaaltjes. Wanneer in de lente van 1965 Klein plant om in de voetgangerstunnel onder de Schelde te Antwerpen op het spitsuur gedichten te reciteren wordt hij, op bevel van democraat Lode Craeybeckx, gearresteerd. Betichting: verstoring der openbare orde. Dit incident leidt tot een echte rel. Hans Sleutelaar spreekt in de 'Nieuwe Rotterdamse Courant' over censuur. Tegenstanders der reine poHesie zeggen dat Ben Klein een moeilijke vent is, maar de artiest staat slechts op zijn recht dichter en acteur te zijn. Tenslotte wordt de zaak door de repressieve overheid na allerlei reacties toch geklasseerd.
Later lanceert de experimenteel Ben Klein de action-poetry. Dit avontuur begint mei 1966 in Deurne in de Galerij Pip Wouters waar de dichter na enkele nummertjes plots naar het toilet gaat, de spoelbak laat stromen en aan de talrijke aanwezigen vraagt of zij het gedicht gehoord hebben. Samen met de intelligente Werner Spillemaeckers en de flagrante acteur Peter Tomlin volgen optredens in heel Vlaanderen... In 1969 wordt Ben echter ernstig ziek. De tension-groep valt uiteen. Tomlin pleegt zelfmoord. De realisten komen aan bod. Geïsoleerd schrijft Klein experimenteel verder en publiceert enkele essays. Rond 1980 hernieuwt hij zijn contacten met de Fransman Marc Alyn en de Schotse promotor Lynder Williams. De dichter treedt innovatie op in Sèvres bij Parijs, Lyon, Porrentruy (Zwitserland), Glasgow, Edinburgh. Hij publiceert een tekst over het lettrisme. De periode 1997-1998 acteert Ben poHesie in Antwerpen ('De Groote Beer', 'Demian') en Halen-Zelem, maar moet wegens herhaalde aanvallen van jicht een Deense tournee afzeggen.

'Schamper en subliem' (1999, Paradox Pers, nawoord van Britta Derache)




"Melk heeft een witte ziel"
De "poHesie" van Ben Klein


Ergens las ik in een krant de opmerking dat "literatuur lezen een zeer bedreigende bezigheid is geworden, omdat er tijd en stilte voor nodig is". Zelfs voor een gewezen podiumduivel als Ben Klein geldt dat tegenwoordig helaas ook. De Antwerpse dichter werd vorig jaar 81 en zijn stem galmt niet meer zo luid als dertig jaar geleden.
In de jaren zeventig was Ben Klein een gedreven performer van avant-gardepoëzie met een hoog amusementsgehalte. Maar als je zijn gebundelde teksten uit die periode herleest (cfr. de bundels Uit een ijstijd geschreven (1961), Combinaat mijn foto, (1963), Nieuwe poHesie (1971) dan constateer je heel verrast en opgelucht dat zijn poëzie oorspronkelijk is en vooral erg beeldend.
Wat niet gezegd kan worden van de producten van hedendaagse entertainers zoals Tom Lanoye, Ramsey Nasr en andere stadsrederijkers. Hun gehalte aan zuivere "poHesie" (een begrip van Ben Klein) is nul, het aandeel amusement en satire des te groter.
Bij "performer" Ben Klein ligt dat anders. Deze mythomane schrijver is eerst en vooral dichter. Hij verrast de lezer dan ook voortdurend met flitsende beeldspraak en metaforen, wat een echte dichter behoort te doen. Ben Klein is ook wel een beetje rederijker, maar dan "rijker" aan verbeelding en taalschepping. Hij vermoeit de lezer niet met al te bombastische allusies op politieke en sociale toestanden van vandaag. Ben Klein blijft in de eerste plaats woordkunstenaar.
Hij behoort tot die experimentele dichters in Vlaanderen die nog beïnvloed zijn door de Franse en Duitse surrealisten. Dichters als Lautréamont, Antonin Artaud, Ezra Pound en Paul van Ostaijen zijn nooit ver weg. Ook Gaston Burssens loert om de hoek. Maar Ben Klein schrijft uiteindelijk zijn bloedeigen "poHesie". Regels als

ik prevel een pagode

zijn typisch voor BK. De stijlfiguren liggen voor het grijpen. Enkele staaltjes:

Haar stem is een sigaret
Zij rookt
Haar stem is een ruit
Zij trilt
(Melk heeft een witte ziel)

Uit het gedicht "Van rood geel en zwart":

de winter is van koude gestorven
een chinese muur duurde het je te kussen
alvorens mijn vademen bodem peilden

Over zijn eigen poëtische invallen, schetsen en probeersels schrijft hij in het gedicht "Gedachte":

Maar veel van wat wordt voorgenomen
geraakt nooit volwassen ster.

Een typisch klankgedicht van Ben Klein dat ik altijd weer met bewondering herlees luidt:

ASSARGAN

Ik bestijg lava een aceton lichaam
bestijg ik manna
een hersenverduistering
dringen in een krater de fidsji fidsji
als het virus het vuur de rijkdom
van het zaad
Mona, Abellarda, Litvig
je mond, je mystiek, het oxyde
de lava, het lichaam
als het naderen van de fidsji's moon
als wat in morene glinstert
Mona, Abellarda, Litvig.

Ik ken weinig erotische gedichten in onze taal die zoveel aan de verbeelding overlaten!
Ben Klein leert ons hoe we talige poëzie moeten zéggen, niet alleen in stilte lezen. Zijn teksten vragen om gedeclameerd, uitgeschreeuwd of uitgespuwd te worden. Ik heb hem destijds vaak bezig gehoord, hij had geen microfoon nodig. Hij dichtte mee met heel zijn lichaam: een woordenspel met lichaamstaal.
Zonder BK vast te pinnen op zijn erotische poëzie -die is KLEIN in zijn omvangrijk oeuvre- citeer ik toch nog een ander prachtig liefdesgedicht uit de bundel Schamper en subliem (1999, p.27):

EMEILLE

zie ik uw profiel dan roept uw naam rosa
dan intimideren uw puntige borsten
vandaag glanzen uw golvende haren
donkerrosa in de ochtend
ontwaak ik door uw glinsterogen
rosalelie
en denk uw hartkarmijn
rosatuinvolrozen
sliep ik uw slaap
rosaamethyst in de wassende nacht
in het suikeren huis
rosa uit de stadsvesting met de agavenwenkbrauwen
rosarok
rosavogelbek
rosa

Ben Klein heeft naar mijn weten nooit pogingen gedaan om in het gevestigde uitgeverscircuit binnen te dringen. Hij wilde niets te maken hebben met mooischrijverij. Officiële erkenning zocht hij niet, want daarvoor moest je bepaalde machtige bonzen opvrijen en mouwvegen. Al zijn vrienden waren kunstenaars uit de kring van "Het Kahier X", "Gard Sivik", "De Tafelronde". Paul de Vree prees zijn "woordorogenese". Ben Klein was inderdaad een vuurspuwende berg van "poHesie"; het woord lava komt in zijn werk herhaaldelijk voor. Toch kan BK ook zachtaardig zijn, vooral dan in liefdesgedichtjes zoals:

nu waren uren niet verloren
ik wil je warme bloeden horen

of het hypnotiserende en melopeeachtige gedicht zonder titel:

soms zalf in de nacht
bij jou mohair mijn klooster
witte vlokken waarvan sneeuw gegoten wordt
witte vlokken waarvan sneeuw gegoten wordt
soms zalf in de nacht
bij jou mohair mijn klooster
bij jou mohair mijn klooster
soms zalf in de nacht
witte vlokken waarvan sneeuw gegoten wordt

(Nieuwe poHesie)

en ten slotte:


Ik noem je éblouissa
Lichaampje kaneel
Meisje in het geel

Het blijft voor mij een raadsel waarom onze Antwerpse experimentele dichters zoals Paul de Vree, Ben Klein, Bobb Bern, Adriaan De Roover, Tony Rombouts en zovele anderen niet de aandacht krijgen die zij, ook vandaag nog, verdienen. Zij behoren intussen, naast de zgn. "Pink Poets", tot de klassieken van de beweging van Vijftig en Zestig in Vlaanderen. Er zijn nauwelijks studies gemaakt omtrent deze belangrijke figuren. Ik lees hun werk nog steeds met stijgende verbazing over hun alchimistisch woordpotentieel. Ook vraag ik me af waarom een Jan Hanlo, een Lucebert of een Simon Vinkenoog een hogere plaats op de Parnassus zouden verdienen dan hun Antwerpse tijdgenoten. Er is een hemelsbreed verschil tussen de Noordnederlandse en de Vlaamse Vijftigers. Bij de Vlamingen is meer plaats voor speelse ironie en humor. Dat wil niet zeggen dat de Lucebertse logorree van humor gespeend is, maar die is vaak ongewild lachwekkend. Men kan Lucebert zelden au sérieux nemen, daar is zijn werk (nu reeds!) te gedateerd voor. Ben Kleins teksten zijn gratuit, per definitie speels en zijn woordspelingen doen de lezer lachen, wat ook de bedoeling is.

Soms vind je bij BK neologismen die onze taal verrijken. Ik ken bv. geen werkwoord dat zo treffend het beven van vlindervleugels weergeeft als het werkwoord "vlitteren” in het vers
o oplichtende bliksems over de zee verwekt door uw blik
waarin ontelbare nachtvlinders trillend vlitteren zonder iets
te vinden

Nu is de “poHesie" van BK ook weer niet voor de eeuwigheid geschreven. Zijn teksten functioneren als een antidotum tegen de giftige ernst van de moderne stress. Je moet ze luid zeggen, het liefst in een spiegel. Het resultaat is verbluffend: je neemt een masker af van jezelf, van de wereld. Ben Klein formuleert zijn credo klaar en duidelijk in de volgende regels:

Gerenommeerd publiek,
de dichter is in de taal.
Hij leeft taal,
leeft met de taal.
Taal vibreert de dichter en omgekeerd dichter vibreert taal.
Elk woord voor hem WONDER!
Hij vindt neologismen.
Rangschikt nomina volgens hun klankwaarde,
expressieve kracht,
zeldzaamheid,
plasticiteit,
letterplastiek...
poHesie! poHesie!

(Schamper en subliem, p.26)

(verscheen in Schoon Schip nr 1 / 2011)





De surrealist in Ben Klein

© Hanne Vranken, Anne Vanlerberghe, Liesbeth De Rijcke

Op 13 juni 1928 wordt Frans Dewispelaere, alias Ben Klein, geboren in Polen. Later verhuist hij naar Antwerpen, waar hij zich zal ontpoppen tot een experimentele dichter. Hij ontmoet dichters, zoals Antonin Artaud, die zijn poëzieopvattingen mee vorm geven. Vanaf 1957 is hij redactielid van het experimentele tijdschrift Het Kahier, later Het Kahier X. Klein zal het tijdschrift op de kaart zetten in het wereldje van de experimentele poëzie. Hij ventileert er zijn poëtica in en beïnvloedt zo de evolutie van wat hij de Avant-garde Pohesie in Vlaanderen noemt. Hoewel Klein met zijn action-poetry wel eens in de openbaarheid treedt, kiest hij er bewust voor om niet te schrijven voor commerciële doeleinden. Dit maakt dat zijn erfenis eerder klein is, waardoor hij nu niet meer de aandacht krijgt die hij verdient. Desondanks wordt Ben Klein soms in één adem genoemd met surrealisten als Lucebert en Van Ostaijen, volgens ons niet onterecht. Aan de hand van zijn poëtica en zijn werk tonen we aan dat Ben Klein wel degelijk tegen het surrealisme aanleunt.

De eerste surrealistische uitlatingen van Ben Klein vinden we terug in zijn poëtica, die hij stelselmatig publiceerde in Het Kahier. Klein spreekt niet langer over poëzie, maar over pohesie. Met deze opmerkelijke term, die we onder andere ook terugvinden bij Lucebert, distantieert hij zich van de traditionele poëzieopvatting. Daarom acht hij een nieuwe noemer noodzakelijk. Zijn poëtica is in de loop der jaren geregeld van invulling veranderd, waardoor contradicties niet ongewoon zijn. Zo spreekt hij eerst over de direkte pohesie (Kahier 11 1958), wat later reine pohesie wordt (Kahier 12 1959) en daarna nieuwe pohesie (Kahier X 34 1964).
In Kahier X 34 publiceert Klein het artikel ‘Notities’ waarin hij het over die nieuwe pohesie heeft. Het betekent een heuse cesuur in zijn poëtica en tevens een meer surrealistische invulling ervan. Na jarenlang experimenteren met taal wijst hij de ethische functie van het dichterschap af. Verisme en reine pohesie verdwijnen van het toneel. “Dilettanten en bastaarden denken pohesie wordt GEMAAKT”, maar niets is minder waar: pohesie is autonoom en de dichter lijdt eraan. (Stes, 1986: 79) In die nieuwe invulling komt vorm op de eerste plaats. Gedichten kunnen niet begrepen worden: ze worden waargenomen. De inhoud verdwijnt met andere woorden op de achtergrond. Hij benadrukt het speelse karakter van het experimenteren met taal. Een gedicht is een vondst, gebaseerd op toeval en intuïtie.  
 
Binnen Kleins poëtica is ook de visie op de lezer surrealistisch getint. De lezer moet aan strenge voorwaarden voldoen. Zo is het belangrijk dat hij bijzonder geconcentreerd en erg taalgevoelig is. Met die eigenschappen kan hij woorden aanvoelen en het gedicht waarnemen zoals hij een droom zou analyseren. De inhoud is bijgevolg niet langer van belang: het gedicht wordt immers niet gelezen, maar krijgt pas betekenis aan de hand van en in het onderbewuste. Het is net de spanning tussen droom en gedicht, tussen concreet en abstract, tussen bewustzijn en onderbewustzijn die bij de lezer een surrealistisch geheel tot stand brengt.

Natuurlijk blijft het surrealistische idee niet beperkt tot Kleins poëticale opvattingen. Ook in zijn werk zelf vinden we er sporen van terug. We namen vooral zijn kleine aandeel prozagedichten onder de loep. Aan de hand van het prozagedicht ‘De wetten van Jim III’ uit Sachem en rokkenjager Gedichten (1987) tonen we aan dat Klein het surrealisme niet schuwt. Het samenspel van associatief taalgebruik, beeldspraak met onmogelijke tegenstellingen en thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid getuigen hiervan.

Klein combineert woorden zoals kinderen kleuren. We ontmoeten een farao langs de Leie, een buste die aan de noodrem trekt en vrouwen met drie olifantsoren: niemand die dit met rede kan vatten. Kleins metaforen zijn onmogelijke tegenstellingen en hij gebruikt ze ongeremd. Door woorden als ‘buste’ en ‘dekking,’ of ‘goedendag’ en ‘zinnen’ in één regel te combineren, verbindt hij seksualiteit met geweld. Dit bekritiseert hij vervolgens genadeloos door de vijf eerste regels als vergelijker voor de zesde regel te gebruiken.

Ook qua thematiek neigt Klein naar het surrealisme. Door de talloze intertekstuele verwijzingen naar onder meer de wetten van Jim Crow, de Franse revolutie en de zondeval enerzijds, en de bovengenoemde tegenstellingen anderzijds, zijn surrealistische thema’s als erotiek, revolutie en vrijheid nooit veraf.

De thema’s, metaforen en literaire associaties die we hierboven identificeerden kunnen echter niet als partes pro toto beschouwd worden. Het is integendeel de combinatie van surrealistische markers die Ben Klein tot surrealist maakt.

Bibliografie:
Brems, Hugo. Altijd weer vogels die nesten beginnen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1945 - 2005. Amsterdam: Bert Bakker 2009.
Klein, Ben. Het Kahier X 23/24 (1965).
Klein, Ben. Het Kahier X 31 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 32 (1968).
Klein, Ben. Het Kahier X 33 (1969).
Klein, Ben. Sachem en rokkenjager. Antwerpen: Facet Internationaal 1987.
Stes, Veerle. Het cahier/ Kahier (X)  Een tijdschrift rond Ben Klein. De poëzie-opvattingen van Ben Klein. Leuven: Katholieke Universiteit te Leuven 1986.
‘Auteursgegevens’. BNTL. http://www.bntl.nl/bntl/?wicket:interface=:3:::: (4 december 2011).
‘Jef Verheyen - Hulde aan Mondriaan’. Mutual Art. http://www.mutualart.com/Artwork/Hulde-aan-Mondriaan/7F6352AB50EC07B4 (6 december 2011).
Jespers, Henri-Floris. Ben Klein en Werner Spillemaeckers’. Mededelingen van het Centrum voor Documentatie & Reëvaluatie. http://mededelingen.over-blog.com/article-ben-klein-werner-spillemaeckers-89097751.html (14 december 2011).
‘Klein, Ben’. Schrijversgewijs. http://schrijversgewijs.be/schrijvers/klein-ben/ (18 december 2011).
Lucebert. ‘de amsterdamse school’. In: Lucebert, verzamelde gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij 2002: 154. http://www.dbnl.org/tekst/luce001amst01_01/luce001amst01_01_0024.php (6 december 2011).
Movements & Themes: Geometric Abstracts’. Mid-Centuria. http://www.midcenturia.com/2011/06/movements-themes-geometric-abstract.html (6 december 2011).
Vermeulen, François. ‘Ben Klein, experimenteel’. Blogspot. http://benkleinexperimenteel.blogspot.com/ (18 december 2011).

Groepsreferaat: Hanne Vranken, Anne Vanlerberghe, Liesbeth De Rijcke
Vrije Universiteit Brussel – Professor Hans Vandevoorde
Schakelprogramma Taal- en Letterkunde (Nederlands)
Poëzie na 1945
Brussel, 23 december 2011


Van Ostaijen tot heden (2001, Geert Buelens)
kwallen paternosterzwijnen vetpuddingen sjachersnuivers hoedhoedhollandsen microkrijsers computermelaatsen auladriller ja buelens geert studentencafé kaatsen hij altijd zijn gelijk pronkt en soms als het regent monocle draagt ja hij dreunt nu in utrecht heeft altijd weddewarmevoeten en publiceert ook nog om de 14 dagen in de standaard dagblad dat veel van zijn pluimen verloren heeft artikelsliterair waarin hij zich oft herhaalt en nooit iets origineel kleeft jonge jonge deze curateprof heeft ook 2001 het altijdvanostaijenboek v.o. tot heden gepublisjaard buelens houdt miljarde niet op paul de ex-stadhuisganger colossal te overschatten dat diksaaiboek onze liefste auteur wil voortdurend bewijzen dat een lange serie dichters in hun werk thematisch en of technisch schatplichtig is aan van ostaijen buelens' redenering echter dikwijls ver gezocht spitsvondig en soms alles behalve overtuigend veelveel zand toch zal hij worden gedecoreerd maar niet door mij
ben klein – experimenteel


het geluk
is
klaterend water
het zien van papaver
het geluid in een schelp

het geluk zweeft rondom je
het glimlacht
en zwaait met een vlaggetje

ben klein (2008)


Bibliografie

Paul de Vree, 'Bel Klein' (1961)
Paul de Vree, 'Close-up der Vlaamse dichtkunst van nu', nr. 2 (1961)
Adriaan Peel, 'Contramine' (1966)
Werner Spillemaeckers, 'Vanaf alfa', nr. 2 (1970)
Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse Letterkunde (1986)
Geert Buelens, 'Van Ostaijen tot heden' (2001)

'Vonken en spatten' (1954)
'Dalai-Lama' (1958)
'Mongolië' (1959)
'Embryonaal' (1960)
'Uit een ijstijd geschreven' (1961)
'8 x Klein. Teksten over reine poHesie' (1961)
'Proeven met een jonge bromfietser' (1963)
'Combinaat – Mijn foto' (1963)
'Ideia' (1964)
'Naam van de inzender' (1965)
'Wall wall & Walls' (1965)
'Andere facetten' (1967)
'Nieuwe poHesie' (1968)
'Chalks chalks' (1972)
'Goden en helden' (1972)
'Een horloge dat naar munt smaakt en anijs' (1972)
'Ik verlang een landschap' (1975)
'De Vrouw van Karel Martel baarde twee gestreepte Kinderen' (1984)
'Sachem en rokkenjager' (1987)
'Polsslag' (1995)
'Schamper en subliem' (1999)
'Zenit' (2008)
'Delta' (2009)
'PoHesie vandaag' (2010)